Het Sussex hoen

het-sussex-hoen

Het Sussex hoen

Inleiding

DE KIPPEN VAN MIJN MOEDER

We waren in het jaar 1960 en ik was toen net 10 jaar oud geworden. Zover als mijn herinnering teruggaat had moeder kippen en grootmoeder gaf ze eten , want zij leefde bij ons in.

De kippen die wij toen hadden werden niet benoemd al naar gelang het ras, daar had de huismoeder lak aan, maar volgens de kleur. We hadden bruine, witte en zwarte. Eieren leggen , dat moesten ze doen, liefst zoveel en zo lang mogelijk en als de leg ophield waren ze goed voor de soep. De kweek verliep op natuurlijke wijze, in de open lucht met de kloek als begeleidster. De haantjes, die ongeveer de helft van de kweek uitmaakten, waren een kort leven beschoren, want zo gauw deze wat borst en bilvlees hadden waren ze voor de slacht en kip was toen nog zondag eten.

In de zomer met een slaatje en tomaten uit de tuin ( dat was dan wel geen eigen kweek want de kippen werden maar broeds rond april / mei en de kuikens hadden 6 maand nodig eer ze slachtrijp waren) in de herfst met appelmoes en gebakken aardappeltjes, zelfs in de winter was kip lekker want dan maakte moeder ze klaar als “ waterzooi”.

Maar dit was blijkbaar het einde van een tijdperk want de Amerikaanse hybriden kwamen eraan. Kippen die je na een paar maand kon slachten in plaats van 6 maand te moeten voederen, ja dat was de toekomst.

We kregen toen witte kippen met zwarte aftekenig aan de staart en nek, Sussex, zei moeder. Maar helaas, ze werden dan wel veel sneller groot en vet maar wij lustten ze niet meer. Deze papkippen of plofkippen waren niet te vergelijken met onze bruine, zwarte en witte traag groeiende boerenkippen die spierweefsel hadden en dus wel taaier waren maar ook veel meer smaak hadden.

De zoektocht ging dus verder en al gauw kwamen we erachter dat wat de poelier moeder verkocht had als Sussex, eigenlijk een hybride was die alleen maar in kleur op de Sussex leek.

Nu we het type gewoon waren , wilden we niets meer of minder dan de “ echte” Sussex en hier begint dan het verhaal van een ras dat, reeds lang voor moeder ze ontdekt had, bestond.sussex-1

Uit “ The book of the Sussex “ – 1920 – S. C. Sharpe

De Sussex

Toen de gekende auteur van kippenboeken, E. Brown een lezing hield in het stadje Lewes in Kent ( geboortestad van H. Weir) en hij terloops opmerkte dat de streek wel een Southdown schaap kende en een Sussex rundveeras, maar geen eigen lokaal kippenras, werd deze opmerking niet aanvaard door sommige deelnemers. Een gerenommeerde landbouwer uit de regio, deh. Waldman, antwoordde hem dat hij reeds jaren Sussex kippen kweekte waarbij de vererving van zowel kleur als type stabiel verliep ( dit was toen nog de Red Sussex). Het verhaal haalde de pers en plotseling was er een golf van reakties. Sommige vreesden dat door het ras in de belangstelling te brengen en vooral door er een show ras van te maken, dat de oorspronkelijke eigenschappen ( zwaar vleesras dat ook nog grote eieren legde) zouden verloren gaan.

De aanhouders wonnen het pleit en in 1903 werd een club gesticht en een standaard uitgewerkt. Niet iedereen was het eens met de visie van de clubleden zoals de befaamde naturalist Tegetmeier, die bedankte voor het voorzitterschap omdat hij het niet eens was met het clubbeleid dat voorschreef dat 5 tenigheid moest bestraft worden en dat de kleuren gelimiteerd werden en verder dat men de Surrey kip toeliet en de oude Kent verbandde.sussex-2

Uit “ The poultry book “ – volume 2 p. 87 – H. Weir – 1904

In ieder geval werden de bruine, de rode, de speckled ( porcelein) en de witte ( columbia) toegelaten en hield men de eerste show in 1904. L. Wright werd gevraagd als keurder maar deze bedankte voor de eer , omdat volgens hem, iedere raskeurder het ras dat hij keurde ook als fokker zou moeten gekend hebben en hij had nooit Sussex gefokt.

De auteur Sharpe daarentegen, secretaris van de nieuwe club, had reeds Sussex vanaf zijn kindertijd. Hij herinnert zich nog dat toen, in de regio Kent, Surrey en Sussex een bepaald type kip rondliep zoals het nergens anders in Engeland voorkwam. Deze vierkant gebouwde, stevige vleeskip die bovendien aan winterleg deed werd de “ Light Sussex “ genoemd.( Wat wij nu dus kennen als de witzwart columbia )

Precies door deze winterleg kon men ook vroeg beginnen met de kweek en had men Paaskuikens aan te bieden, die meer geld opbrachten. In het ganse graafschap Kent werden deze kippen gekweekt maar het afmesten voor de Londense markten gebeurde te Heathfield. In de beginperiode van de populariteit van het ras gebeurde het nog regelmatig dat de Sussex bevederde poten hadden maar later door selectie kwam het van langsom minder voor.

De Sussex, samen met de thans uitgestorven Old Kent en de Dorking behoren tot wat men noemt het “ originele” Britse gevogelte, dit wil zeggen dat ze in Groot Britannië reeds voorkwamen vóór de grote invoer tijdens de Victoriaanse periode. Samen met de Old English Game ( hanengevechten) en de Scots Grey en Dumpie in Schotland vormen zij de basis van de Engelse rassen. H. Weir, zelf fokker van dit ras en afkomstig en opgegroeid in de streek, bekloeg er zich over dat men de lokale rassen verwaarloosde en tegelijk massa’s vreemde rassen importeerde.

De grote kippengekte ( hen fever) begon rond 1850 en op dat ogenblik werden dan ook vele speciaalclubs gesticht en standaarden voor de rassen opgemaakt. Voorlopers hierin waren de kippen boeken auteurs L. Wright, J. Dixon, R. Teebay en W.B. Tegetmeier. Door de invoer van Aziatische rassen werden talloze kruisingen gemaakt en nieuwe rassen geschapen. De Dorking kreeg zijn standaard reeds in 1876, en de Sussex ( waar de Old Kent in opging) in 1903.

Algemeen wordt aangenomen dat het ras als “tafelhoen” reeds bestond in de zestiende eeuw. ( J.H. Dowden in World’s Poultry Congress Paper uit 1957 verwijst naar een Royal Charter uit 1504)

De periode die ligt tussen de eerste show in 1903 en de show van 1919 is er een van grote veranderingen voor het ras. Dankzij de uitgewerkte standaard en de selectie van de fokkers dienaangaande ( met inbreng van onder andere de Brahma), was de Sussex beter geworden in kleur, type, breedte en diepte.

Tegetmeier, die naturalist was en medewerker van Darwin, waarschuwde eveneens reeds voor voor een overdreven inbreng van vreemde rassen, die het type van de oude gerenommeerde rassen volledig veranderde zoals bij de Old English Game. Ook de Sussex ontsnapte niet aan deze drang om een showdier naar voor te brengen. De vrees van de oude fokkers was dan ook dat ze van dit hoen dat steeds gefokt was geweest als consumptie hoen en op dat gebied zijn gelijke niet kende in Engeland ( te vergelijken met de Bresse in Frankrijk en de Mechelse in België) een showdier zouden maken dat zijn oorspronkelijke kwaliteiten zou verliezen.

Gelukkig voor dit ras kreeg het zijn populariteit eerder laat en was de grote kippengekte reeds over zijn hoogtepunt heen. De fouten die gemaakt werden door Brahma in te kruisen voor grootte en gewicht of door Spaanse legrassen in te kruisen voor de eierleg werden gecorrigeerd en het ras bleef zijn nutseigenschappen bewaren.

Gedurende de oorlogsjaren kon het ras zonder al te veel problemen aangehouden worden (vooral de zwart wit columbia door zijn bijzonder goede eirleg) waardoor men na de oorlog onmiddellijk kon doorgaan op het vroegere elan. Een nieuwigheid werd geïntroduceerd (die tot op vandaag nog steeds wordt toegepast op onze shows).

Men organiseerde een jaarlijkse verkoop om de fokkers de gelegenheid te gven hun overtollige dieren te verkopen. Dit gebeurde voor de eerste keer op Lewes Market in 1914 en wegens het grote succes jaarlijks herhaald. In 1919 voegde men er als nieuwigheid een gecombineerde Show en verkoop aan toe. De dieren werden dus gekeurd in verschillende klassen en prijzen werden toegekend en pas nadien te koop aangeboden. Het gevolg was dat men betere dieren naar deze show-verkoop bracht, wat op zijn beurt dan weer meer publiek op de been bracht, wat resulteerde in nog meer publieke belanstelling.

Fokkers konden zich hier bij collega fokkers dan ook “ nieuw bloed” aanschaffen wat het ras dan weer ten goede kwam. Kortom een echte win – win situatie.

In de beginperiode van de speciaalclub waren de meeste fokkers voorstander van één enkele kleur en deze was meestal de gespikkelde ( speckled), gevolgd door de rode waar de heer Wadman de vurige voorstander van was en tenslotte de witzwart columbia ( light sussex) van de heer Sharpe.

sussex-3

The book of he Sussex – S.C. Sharpe – 1920

Aan de oorsprong van de Witzwarte (columbia) Sussex liggen andere rassen zoals de Brahma, van wie de oude Sussex de veren op de poten heeft, de Cochin van wie het de gele kleur verkreeg en de Dorking die het de vijftenigheid gaf. Zelfs de Scots Grey werd gebruikt om een koekoekskleurige variëteit te verkrijgen. Al deze eigenschappen werden nadien door selectie weggefokt. Een van de nadelen hiervan was echter dat ook de broedsheid die bij het oude type zeer goed was, nu veel minder was.

Vooraleer de Sussex als showdier naar voor werd gebracht had het dus reeds honderden jaren deel uitgemaakt van een kippenindustrie, “ The Sussex Chicken Industry”, die mestkippen leverde voor de Londense markten. De kunst van het vetmesten was in de handen van enkele families die het ambacht van vader op zoon overdroegen. Uit een “ Report of the Royal Commission on Agriculture “ uit 1895 blijkt echter dat sinds 1880 het ras aan betekenis verloren had en nauwelijks nog de markten van Londen bereikte ( dit was ook het tijdstip waarop het Mechels hoen zijn hoogdagen beleefde en met treinen vol verscheept werden naar Londen) Vandaar dan ook dat Brown tijdens zijn meeting in Lewes er van uitging dat het ras verloren was. Gelukkig heeft men door de oprichting van de club en het enthousiasme van de aanwezige fokkers het ras opnieuw erkenning kunnen geven.

Nu kijkend naar mijn eigen Sussex zie ik duidelijk de link naar de Brahma , vooral in de kop en de uitdrukking.

sussex-4

mijn Sussex anno 2016

sussex-5

hedendaagse Brahma’s

Rond 1900 waren de Light Sussex nog bijna volledig wit ( deze variëteit bestaat vandaag nog als erkende kleur ) met slechts een klein beetje zwart aan de staart. Het waren robuuste kippen die snel groeieden en gemakkelijk de winter doorkwamen. Om aan goede lente kuikens ( paaskuikens) te komen werden de zwaarst gebouwde en snelst groeiende hennen gehouden voor de kweek die men dan samenzette met hanen die reeds Brahma bloed in zich hadden. Soms werd zelfs Cochin bloed ingebracht waardoor het euvel ontstond dat nog generaties lang zou meegaan, namelijk de gele schijn in de witte veren.

Bij kruisingen met hanen die veel Dorking bloed droegen onstond soms een ander probleem dat “ leggy” genoemd werd. Op de leeftijd van 10 – 12 weken kregen deze kippen pootverzwakking waardoor ze als het ware door hun benen gingen. Al deze kippen werden toen uitsluitend voor de slacht gefokt en alleen de nutskwaliteiten waren van tel.

Later, toen men na de oprichting van de club,ook standaardmatig ging fokken, moest men deze onhebbelijkheden eruit fokken.

De bepluimde poten werden door sommige fokkers dan ook handmatig verwijderd, zeg maar uitgetrokken, en onder het mom van “ ze zijn in de prikkeldraad blijven hangen” op show voorgebracht. De keurders hadden al snel door dat dit niet klopte maar zagen het door de vingers want er waren er heel wat die de beverderde poten hadden. Een ander delicaat punt was de vijfde teen. Door de kruisingen met de Dorking kwamen ook heel wat Sussex te voorschijn die eveneens de vijfde teen hadden. Dit was door de standaard niet aanvaard en moest dus uitgefokt worden. Helaas waren het vaak de beste exemplaren diegenen die het goede type hadden, de juiste kleur en onbeverderde poten die dan net die vijfde teen hadden. Gelukkig bleek dit euvel vrij gemakkelijk door selectie op te lossen, want 20 jaar later zag men nauwelijks nog Sussex met een vijfde teen.

Iets wat blijkbaar veel moeilijker uit de fok te verwijderen viel wat de gele aanslag op de witte rugveren. Zelfs na 20 jaar selectie zag men nog steeds vele hanen met gele aanslag en sommige fokkers zegden dan ook, dat dit nooit goed te krijgen was omdat de kleurverandering optrad ten gevolge van het zonlicht. Voor diegene die hun dieren op show wilden voorbrengen gold dan ook slechts één regel: “ hou je dieren uit de wind en regen en vooral uit de zon.

We moeten nog opmerken dat de termen Sussex en Surrey , niet sloeg op een ras maar op de manier van vetmesten en vormgeving voor de verkoop (net als in België met het Brussels kieken dat dus eigenlijk een Mechels hoen was maar vetgemest werd voor de bevoorrading van de stad Brussel ).

De meningen over de oorsprong en herkomst van de Sussex lopen uiteen bij de oude kippenauteurs. Moubray en Ferguson noemen ze als variëteiten van de Dorking, H. Weir zegt dat de oude Surrey en Sussex gewoonlijk een grijsachtige zandbruine kleur hadden te vergelijken met de zwartrode Game hen. De porceleinkleurige variëteit lijkt hij niet te kennen.

De oorspronkelijke ( voorouderlijke) kleur van de Dorking was wit, en de diverse kleurslagen die we nu kennen zijn te wijten aan kruisingen met de in Zuid Engeland voorkomende landhoenders en wat Game Fowl bloed. De Sussex stammen dus af van een mix van lokale hoenders en door selectie werden diverse variëteiten vastgelegd.

Diegene met vijf tenen werden Dorking genoemd en de viertenige Sussex. De Dorking is onstaan uit het Surrey fowl dat daarin is opgegaan en de Oude Kent verdween in de Sussex populatie. L. Wright spreekt over de Surrey als een soort “Dorkingised” boerenhoen en hij bevestigd eveneens dat de Surrey deel uitmaakte van de Donkere Dorking.

We zagen reeds dat in de periode tussen de oprichting van de club in 1903 en 1919 heel wat veranderingen aan het ras aangebracht werden en men gaat op dit elan door. In 1925 noteerde men tijdens de Sussex Club Show 500 ingezonden dieren.

In populariteit van kleur als volgt verdeeld:

1. De Light ( wit zwart columbia) variëteit met 330 kippen

  1. De Bruine
  2. de “ Speckled “ ( porcelein) zijn aan het achteruitgaan
  3. de Rode
  4. de Buffs ( worstelen om te overleven)

sussex-6

The book of he Sussex – S.C. Sharpe – 1920

Tegen 1936 waarschuwde men ervoor dat men de Sussex niet teveel naar het leghentype mocht forceren. Het feit dat ze het als ras goed deden in de eierleg competitie mocht niet ten nadele gaan van hun vleestype. De witzwarte columbia variëteit bleef het beter doen dan de andere kleurslagen en won nog in populariteit in het buitenland.

Tegen 1950 was het Sussex hoen en in het bijzonder de witzwarte columbia variëteit de onbetwiste nummer 1 van de consumptie hoenderen. Hij had de Dorking vervangen en de zwarte Orpington voorbijgestoken. Als dubbeldoelras werd hij wereldwijd erkend en ingevoerd. Zo kwam het ras terecht in een periode waarin hij het moest opnemen tegen de “ industriële hybride kippen”. Volgens mijn generatie genoten die gewoon waren aan de traag groeiende, smaakvolle kippen waren deze nieuwe hybriden,die naar vis roken bij het bakken omwille van de voedersamenstelling die ze kregen ( goedkope eiwitbronnen zoals vismeel) en naar karton smaakten een niet welkome verruiming van het aanbod. Maar de opkomende generatie verwelkomde ze met open handen en dit was meteen de doodsteek voor vele lokale rassen. Gelukkig voor de Sussex was ze inmiddels ook een Showras geworden en bleven hun genen op die manier behouden.

We zijn nu 2016 en ik zie in het Belgische ( Vlaamse ) fokkersboek nog 6 fokkers van de Sussex, waaronder 5 in zwartwit columbia ( dus duidelijk nog steeds de meest populaire kleur) 2 in Buff zwartcolumbia, 1 in rood zwartcolumbia , 1 in rood porcelein, 1 in wit. Sommige fokkers kweken meer dan 1 kleur, vandaar dat er slechts 6 verschillende fokkers zijn.

sussex-7

De Rode Sussex

afbeelding van Kurt Zander uit The Susssex & Dorking Fowls – J. Batty – 1996

Rood zwartcolumbia

De kleur van de rode moet lijken op deze van de Rhode Island Red maar met de typische zwarte strepen in de nekveren en staart en op de vleugel.

 

sussex-8

De “Speckled “ Sussex

Roodporcelein

afbeelding van Kurt Zander uit The Sussex & Dorking Fowls – J. Batty – 1996

Deze variëteit roemt zich erop de originele te zijn. Bij het ontstaan van de club in 1903 werd zij gezien als de meest typische en was ook het grootst in aantal.

Alhoewel de oudste in voorkomen, gaat men ervan uit dat deze kleur ontstaan is door kruisingen met het Old English Game en daarna de karakteristieken van deze laatste weggeselecteerd. Wanneer we verder terug gaan in de historie vinden we benamingen als Old Kent Spangles en dit komt overeen met de kleur zoals we deze vandaag nog terugvnden in de OEG. Nadien werden ze Spangled Sussex genoemd en tenslotte Speckled Sussex. Aangezien het OEG het oudste voorkomende kippenras in Engeland is, moet het ons niet verwonderen dat dit ras vaak gebruikt is om wat meer pit te geven aan andere rassen.

Buff zwartcolumbia

30 jaar voor de club gevormd werd gebruikte men de Buff Orpington,

( op zich reeds een kruisingsproduct van Goud geloverde Hamburgers met Buff Cochin waarvan de nakomelingen die op een Donkere Dorking leken opnieuw gekruist werden met de Buff Cochin om zo tot een Buff Orpington te komen volgens Brown maar volgens The Livestock conservancy die verwijzen naar de fokker van dit ras W. Cook waren het Minorca hanen gekruist met zwarte Plymouth Rocks en de nakomelingen ervan gekruist met de Lanshan zonder pootbevedering)

om kruisingen te verkrijgen met de rode. Men trok zich in die tijd niets aan van de kleur van het gevederte, enkel de grootte, de snelheid van groei en de kwaliteit van het witte vlees waren belangrijk. Men wou ze klaarstomen om ze tegen hun 12de levensweek aan de vetmester te kunnen aanbieden. De Buff Orpington kwam uit Kent, dezelfde regio als de Sussex.

sussex-9

Buff Orpington haan

uit het boek van Brown “ poultry breeding and production “ – 1929 – vol. I – p. 252

Ook de Lincolnshire Buff ( eveneens een vijftenig ras) kwam in aanmerking voor kruisingen, alhoewel deze uit een andere streek kwam ( kruising van Dorking met landhoen en de nakomelingen gekruist met Buff Cochin)

Uit “ The poultry book “ – volume 2 p. 635 – H. Weir – 1904

De Bruine

Deze variëteit werd voor het eerst geïntroduceerd in 1908 maar het toenmalig bestuur van de club weigerde er zijn fiat aan te geven. Het gevolg was een afscheuring van de Sussex club en de vorming van een afzonderlijke club voor de Bruine.

Het bestuur van de originele Sussex club was van mening dat er reeds voldoende kleuren waren en de nieuw aangebrachte variëteit was in feite een Zwart Rode haan met een Tarwekleurige hen, waardoor de kleurbenaming Bruin eigenlijk niet geheel juist was.

Benevens deze kleuren werden verder ook nog Sussex gefokt in de zilverkleur, (een zwarte kip

waarvan het zadel en rug zilverwit zijn en de nekveren omzoomd ) in zuiver wit ( waarvan sommige zegden dat het een nieuw ras was dat eerst gekend werd als de Albion en later de Witte Orpington werd), de koekoekskleurige Sussex ( door kruising met de Scots Grey), de coronation Sussex ( waar bij de witzwart columbia het zwart opgebleekt werd tot blauw).

Er bestaat geen twijfel over dat de Sussex reeds honderden jaren gekweekt werden in Zuid Engeland als nutshoen. Op de eerste kippententoonstelling gehouden door toedoen van de London Zoological Society zag men dan ook de Dorkings, Surrey, Old Kent en Sussex, Hamburgers, Malay’s, Polands (Polish), Bantams en Spaanse. Dit vormt meteen het bewijs dat dergelijke rassen bestonden naast de Dorking.

In de Verenigde Staten werd de rode en roodporcelein erkend in 1914 en de witzwart columbia in 1929.

De originele kleuren in Engeland anno 1903 waren de rood porcelein, de zuiver rode en de witzwart columbia. In 1908 kwam daar de bruine bij, in 1918 de buff, in 1925 de witte, in 1937 de coronation ( niet erkend tot 2002) en in 1960 de zilveren.

Bibliografie

S.C. Sharpe The book of the Sussex 1920

J. Batty The Sussex & Dorking Fowl 1996

E. Brown Poultry, breeding & production 1929

H. Weir The poultry book 1904